Cluster 1 - Lopen met de motor

Doel van deze oefeningen is dat je motor controleert als je er een keertje niet op zit.

Denk hierbij aan het parkeren van je motor en het op -en afstappen. We leren je de motor in balans te houden en altijd controle te hebben.

We oefenen die op vlak én hellend terrein. Zodat je ook goed voorbereid bent als je straks lekker in de Eiffel toert ;>))

Wist je dat er veel schades ontstaan door het laten omvallen van de motor?

Cluster 2- Langzame oefeningen

In het cluster langzame oefeningen leren we je je motor echt supergoed te beheersen.

En er is méér te leren dan alleen je examen oefeningen. We leren je niet alleen de examen-oefeningen maar gaan met je aan de slag om het nog veel beter onder controle te krijgen. Zo oefenen we op hellingen en uiteraard in diverse verrassende verkeerssituaties. Zodat je weet waarom je de oefeningen leert!

Cluster 3 - Snelle oefeningen

Met de snelle oefeningen leren we je de motor te beheersen bij hogere snelheden. De motor is eigenlijk best een lastig voortuig als je in de problemen komt.

De uitwijkoefening en vertragingsoefening zijn levensreddende oefeningen terwijl de slalom je leert te sturen onder gecontroleerde omstandigheden.

Wij zullen je op de weg verder uitdagen om bij hogere snelheden je motor precies te krijgen waar je m hebben wilt!

Cluster 4- Remoefeningen

Een motor afremmen is toch echt “andere koek” dan met een auto.

De motor is een evenwichtsvoertuig is je raakt je balans makkelijker kwijt. Zeker als de snelheid toeneemt. Oefenen dus!

De remoefeningen zijn een mooie manier op bij verschillende snelheden je motor te beheersen. Maar wij gaan verder. Veel verder. Naast de examenoefeningen gaan we de snelheid nog flink verder opvoeren. Als je straks 130 durft te rijden zal je ook hard moeten durven remmen.

Lopend achteruit parkeren in een (parkeer)vak.

De kandidaat loopt met de motorfiets over een afstand van ruim 10 meter tot voorbij het vak. Hij loopt achteruit in een bocht het vak in. Voorwerken mag, maar het is niet de bedoeling dat de kandidaat recht achteruit het vak in loopt. Vervolgens op-en weer afbokken, (als de midden-bok aanwezig is), waarbij de examinator de keuze heeft uit de middenbok (indien aanwezig) of de zij standaard.Vooral het bewaren van het evenwicht staat centraal, kijken waar je naar toe moet, en het juiste gebruik van de standaard.( op verzoek van verzekeringsmaatschappijen is deze oefening er in gekomen want er worden erg veel val schades geclaimd bij verzekerings maatschappijen door knullig parkeren en verkeerd standaard gebruik! )

Stapvoets rijden

Het gaat hier met name om het bewaren van de balans bij lage snelheid in combinatie met de bediening van gas, koppeling en eventueel voetrem. Een goede zithouding ( contact met de motorfiets) en een goede kijktechniek ( goed sturen voor het bewaren van de balans in combinatie met het rijden van een rechte lijn) zijn van belang. Met stapvoets rijden wordt bedoeld: een snelheid waarbij normaal wordt gewandeld/stappen. Belangrijk hierbij is dat de examinator naast of net vóór de bestuurder loopt, en jou bij kan houden. ( denk aan bijvoordbeeld het rijden in de file of tussen de file door)

Langzame slalom

Het gaat bij deze oefening vooral om het houden van de balans in combinatie met een juiste bediening. De kandidaat mag vanwege de lage snelheid en het geringe gyroscopische effect sturen vanuit de heupen of door verdraaiing van het stuur. Met een juiste mix van gas, voetrem en koppeling regelt hij de snelheid. Het hoeft geen constante snelheid te zijn. Afschuinen is niet vereist vanwege de geringe centrifugaalkrachten. De kandidaat houdt de voeten tijdens het rijden op de voet-steunen. Het ronden van de pylonen en een slippende koppeling zijn essentieel. ( Het beheersen van de motor op lage snelheid ! denk aan bijvoorbeeld dat je op de stoep geparkeerd hebt om een brief te posten, en nu wil je van de stoep afrijden tussen de geparkeerde auto’s door )

Halve draai

Essentieel is dat de kandidaat de snelheid regelt en vasthoudt. Het is niet voldoende om aan te rijden, het gas af te sluiten en de draai te maken op de resterende ‘ bewegingsenergie’
Met name het stuurgedrag ( kijk techniek) is een belangrijk element van dit onderdeel. De kandidaat moet in een rechte lijn de oefening inrijden en ook weer in een rechte lijn verlaten.
De examinator bepaald of de halve draai naar links dan wel naar rechts wordt uitgevoerd. Het laten slippen van de koppeling is toegestaan. Ontkoppelen wordt echter negatief beoordeeld.
( Denk aan bijvoorbeeld dat je verkeerd gereden bent, en wil omdraaien dezelfde weg weer terug! )

Denkbeeldige acht

Bij deze oefening gaat het om het kunnen en durven afschuinen van de motorfiets in combinatie met een juiste bediening en een goede kijktechniek.(stuurgedrag) Wel is de beschikbare ruimte waarin de oefening zich afspeelt afgebakend. Indien de ruimte buiten de kegels gebruikt wordt, gaat de examinator daar genuanceerd mee om. Zeker als de kandidaat de oefening goed, vloeiend en afgeschuind uitvoert. Ook betrekt de examinator in voorkomende gevallen de karakteristiek van de motorfiets bij de beoordeling. Het laten slippen van de koppeling is toegestaan. Ontkoppelen wordt echter negatief beoordeeld.( Dóórkijk oefening voor het rijden van haarspeld bochten in de bergen !)

Wegrijden uit (parkeer ) vak.

Belangrijk is de aanvang positie van de kandidaat dat het voorwiel tegen de rand van de denkbeeldige rijbaan staat.Hierna geeft de examinator de richting pas aan. De kandidaat heeft de keus welke voet hij aan de grond zet. Hierna haak gecontroleerd wegrijden binnen een gemarkeerde rijbaan is essentieel bij deze oefening.( denk aan wegrijden op een T splitsing naar rechts, waar je geen uitzicht hebt ! )

Stopproef

De kandidaat moet de stopproef uitvoeren op een schoon, vlak en nagenoeg horizontaal wegdek. Bij slechte omstandigheden verdient het aanbeveling de kandidaat er op te wijzen dat hij niet onbeperkt kan remmen. Essentieel bij deze oefening is dat de kandidaat tot stilstand komt. Normaliter kan een stopproef waarbij de kandidaat niet tot stilstand komt onvoldoende worden verklaard. Het aanvangen van het remmen bij een aangegeven punt ( pylon) is alleen bedoeld om de examinator de kans te geven om te beoordelen hoe de kandidaat de remming uitvoert. Als de kandidaat niet op het aangegeven punt start met remmen, maar verder aan de eisen van de oefening voldoet, is dat op zich géén reden voor een onvoldoende.

Precisiestop

Het gaat bij deze oefening om een technisch goed uitgevoerde remming. De kandidaat moet beide remmen gebruiken en kort voor stilstand terugschakelen naar de éérste versnelling. De eigen veiligheid van de motor rijder staat hier weer voorop. De kandidaat verdeelt de remweg gelijkmatig over de lengte van 17 meter. Als één van de wielen blokkeert, is de oefening onvoldoende uitgevoerd. De kandidaat doseert het remmen zó gelijkmatig dat hij zonder grote correcties ( met de aanvang bepaalde remkracht) bij het 2e poortje tot stilstand komt. De kandidaat moet met het voorwiel vlak voor het 2e poortje stoppen( denk aan stoppen bij een verkeerslicht met een medeweggebruiker dit voor je stil staat ).

Noodstop

De kandidaat moet de noodstop uitvoeren op een schoon, vlak en nagenoeg horizontaal wegdek. Bij slechte omstandigheden verdient het aanbeveling de kandidaat er op te wijzen dat hij niet onbegrensd kan remmen. Essentieel bij deze oefening is dat de kandidaat tot stilstand komt. Normaliter is een noodstop waarbij de kandidaat niet tot stilstand komt, onvoldoende. Het aanvangen van het remmen bij een aangegeven punt ( pylon) is alleen bedoeld om de examinator de kans te geven om te beoordelen hoe de kandidaat de remming uitvoert. Als de kandidaat niet op het aangegeven punt start met remmen, maar verder aan de eisen van de oefening voldoet, is dat op zich géén reden voor een onvoldoende. In principe wordt met beide remmen de remming ingezet. Maar het gebruik van de voorrem is essentieel. De examinator houdt hierbij rekening met het karakter van de motorfiets. Het blokkeren van een wiel wordt niet als negatief beoordeeld. Indien de motor is voorzien van ABS, is het in werking treden van dit systeem géén negatief beordelings aspect. Terugschakelen is niet vereist. De kandidaat handelt namelijk vanuit een gesimuleerde noodsituatie. Essentieel is het uitvoeren van een maximale remming zonder daarbij de controle over de motor te verliezen. ( zoals je in de bovenstaande tekst ziet, er zijn veel ongelukken met motorrijders die te wijten zijn aan onkundig remmen, en zichzelf daardoor onderuit remmen.)

Als een wiel kort blokkeert en de kandidaat deze blokkade onmiddellijk opheft, dan beoordeelt de examinator dit niet direct als fout. Juist het opheffen van een geblokkeerd wiel kan duiden op voertuigbeheersing. De verrichting is wel onvoldoende als de remkracht onregelmatig of onjuist is.( bijvoorbeeld als de kandidaat de remming te fors heeft ingezet ) , als niet beide remmen zijn gebruikt of als de opgebouwde remkracht duidelijk onvoldoende en/of de remweg te lang was. De kandidaat schakelt kort voor stilstand naar de éérste versnelling. ( ook hier geldt dat de kandidaat zijn remmen goed moeten beheersen, ook door onkundig rem gedrag zijn weer de nodige ongelukken te wijten.)

Snelle slalom

Het gaat bij deze verrichting vooral om het kunnen en durven afschuinen en kantelen van de motorfiets in een regelmatige cadans. Dit in combinatie met het zelfstandig doseren van het gas en daarmee het zelf regelen van de snelheid. Het gebruik van de voetrem bij deze oefening verdient niet de voorkeur maar wordt bij kort gedoseerd gebruik niet negatief beoordeeld. De essentie van deze oefening is de bochten techniek waarbij veel elementen van beheersing van het voertuig aan de orde zijn. (denk aan bediening, stuurgedrag en balans)

De snelheidsindicatie van 30 kilometer per uur is moeilijk exact vast te stellen en in die zin dan ook slechts richting gevend. Het gaat er vooral om dat de snelheid dusdanig is dat de kandidaat ook kan afschuinen. Indien door te lage snelheid onvoldoende centrifugaal krachten optreden, dan is de uitvoering van de oefening onvoldoende. ( door deze oefening zie je ook de mogelijkheden die je met een motor hebt op snelheid)

Uitwijkoefening

Het is belangrijk dat de kandidaat de motorfiets kan afschuinen en kantelen, in combinatie met een juiste bediening en kijk techniek. Hij moet een constante snelheid van 50 kilometer per uur aanhouden tot aan het eerste poortje. Hierna mag hij het gas dichtdraaien. Hij mag de remmen niet gebruiken tot aan de laatste pylon. Essentieel bij deze oefening is dat de kandidaat de snelheid tot aan het eerste poortje vasthoudt en na het ontwijken van het ( denkbeeldige) obstakel de laatste pylon aan de rechterzijde voorbij gaat. ( het zegt het al, eerst uitwijken, ga je toch remmen tijdens het uitwijken dan bestaat de kans dat je onderuit gaat! )

Vertragings oefening

Deze oefening toetst eerst het binnen een beperkte afstand kunnen versnellen en vertragen waarbij de bediening gereed moet zijn voor het aangegeven punt. De daarop volgende slalom toetst het kunnen en durven afschuinen en kantelen van de motorfiets in een regelmatige cadans. Dit in combinatie met een licht trekkende motor. Het gebruik van de voetrem in het slalomdeel verdient niet de voorkeur, maar wordt bij kort gedoseerd gebruik niet negatief beoordeeld. Als slechts één van de wielen blokkeert of het ABS in werking treedt is de oefening onvoldoende. De essentie van deze oefening bestaat uit tijdig gereed zijn met accelereren voor het aangegeven punt en het gereed zijn met het vertragen, alvorens de slalom wordt ingezet. Essentieel is de gecontroleerde bediening tijdens het vertragings-deel en het beheerst uitvoeren van het slalomdeel. ( je rijdt bijvoorbeeld op een provinciale weg, en plotseling wordt er geremd voor je. Nu moet er dus vertraagd worden, en de slalom er achteraan is om te zien of je de motor daarna nog beheerst)